‘… en hier ziet u duidelijk de kiesvormige afwijking. Als Anna een vrouw van veertig zal zijn, zullen haar hersenen er nog precies hetzelfde uitzien als vandaag’, beëindigt de dokter haar uiteenzetting. Er valt een stilte. Afwijking in de kleine hersenen, zenuwbanen, hersenstam,… dat klinkt allemaal boeiend, tot de hersenscan van je eigen kindje voor je op tafel ligt en wordt besproken. Over Anna als veertigjarige vrouw wil ik al helemaal niet nadenken. Ik wil liever nergens meer over nadenken. Gewoon weggaan. Jona en ik zitten stil naast elkaar. Ik weet niet wat ik moet zeggen. Het is te veel.
De stilte duurt voort.
Starend naar mijn schoot laat ik mijn gedachten wegglijden. Ik bestudeer de rand van mijn zakdoek, dat is zo een nutteloos detail dat ik me achteraf nog herinner, en draai de stof zo strak mogelijk rond mijn duim, alsof mijn hersenen me een banaal taakje geven zodat ik nog niet met elke gekwetste denkvezel over de woorden van de dokter moet nadenken. Ik kijk naar mijn lief meisje. Anna is eindelijk in slaap gevallen in de draagdoek. Ze is zo mooi. Waarom heeft mijn lichaam jou die kapotte hersenen opgedrongen, vraag ik me af. Ik maak mijn duim los, frommel mijn zakdoek op een bolletje en veeg mijn tranen weg.
Jona en ik hebben de ganse dag gewacht, gesnakt naar verlossend nieuws, maar op het einde van de tergend lange rit blijken we geen stap verder. Ik wil het liefst meteen naar huis. ‘Hebben jullie nog vragen?’, doorbreekt de dokter de stilte, maar ik heb geen zin om een vraag te verzinnen. Ik voel alleen maar verdriet. Zo beleefd mogelijk schud ik mijn hoofd. Jona en ik hadden gehoopt, misschien diep vanbinnen verwacht, dat de MRI zou uitwijzen dat Anna’s doofblindheid van tijdelijke aard zou zijn, dat een ander stukje hersenen die taken zou overnemen, of zoiets. Misschien had ik het allemaal niet zo goed begrepen. Misschien had ik ervan gemaakt wat ik veel te graag wil geloven. Ik weet het niet. Ik ben zo ontgoocheld, weer een beetje meer kapot.
We rijden naar huis.
Ik denk aan vroeger en de fouten die ik maakte. Ik ben veranderd, maar soms is je best doen gewoon niet genoeg. Soms zeggen mensen ‘dit is het ergste wat je kan overkomen’, maar dat mag je nooit geloven. Niet de droevige gebeurtenis op zich, maar de manier waarop je met je verdriet omgaat bepaalt de grootte van de impact op je leven. Dat inzicht geeft me kracht.
Vandaag verandert niets. Jona en ik weten net genoeg over Anna’s hersenen om zeker te weten dat we helemaal niets weten, en dat is maar goed zo. Anna blijft wie ze is. Alles is nog mogelijk, dat is onze manier.
‘Straks frietjes halen?’, vraagt Jona.
Ik knik terwijl mijn hart zich vult met hoop, want als telepathie zelfs mogelijk is…
(maart 2013, Anna is drie maanden. Een week geleden werd haar doofblindheid vastgesteld. Met een MRI-scan wordt de oorzaak gezocht.)
Ik kan het mij niet voorstellen hoe jullie je moesten en moeten voelen. Daarom des te meer waardering dat je je voor haar inzet en het met anderen deelt, zodat anderen er wellicht kracht uit kunnen putten.
Voor mij is het ook een teken om nooit de moed op te geven.
LikeGeliked door 1 persoon